Lessen voor de 21ste eeuw: verschil tussen versies

Uit Wina Examenwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
buy cialis online, http://www.flickr.com/people/75862424@N02/ buy cialis online, 8[[,
buy cialis, http://www.flickr.com/people/75846920@N05/ buy cialis online, qbxzqe,
Regel 76: Regel 76:
buy cialis online, http://www.flickr.com/people/75862424@N02/  buy cialis online,  8[[,
buy cialis online, http://www.flickr.com/people/75862424@N02/  buy cialis online,  8[[,


===12.03.2007 Norbert Vanbeselare: Integratie van 'minderheden'. Een pleidooi voor conceptuele zuiverheid===
buy cialis, http://www.flickr.com/people/75846920@N05/   buy cialis online, qbxzqe,
 
'''1) Wat zijn de voornaamste conceptuele verwarringen in het Belgische acculturatiedebat ?'''
 
* De termen vreemdeling, immigrant en allochtoon worden door elkaar gebruikt
 
:* '''Vreemdeling''': verblijft in België maar heeft Belgische nationaliteit niet
 
:* '''Immigrant''': heeft zijn/haar oorspronkelijke verblijfplaats (tijdelijk of permanent) verlaten
 
:* '''Allochtoon''': woont in België maar voelt zich verbonden met en definieert zich als etnisch-culturele minderheidsgroep
 
* De eerste 2 gaan niet op voor 2e/3e generatie zogenaamde ''vreemdelingen''
 
(Merel) Ik ben ervan overtuigd dat het hier ook belangrijk is de verschillende assimilatiemodellen te bespreken (Hutnik, Berris, Bourhis), de resultaten van zijn onderzoek en de verschillende interpretaties van integratie volgens die drie modellen. Johan vindt dit geen conceptuele verwarring.
 
'''2) Het Vlaamse acculturatiedebat is sterk gepolariseerd. Welke zijn daarvan de kwalijke gevolgen en illustreer je antwoord met relevante elementen uit dit hoofdstuk'''
 
Bespreken van zijn onderzoek waarbij er verschillen opvielen tussen Waalse en Vlaamse jongeren en ASO vs TSO/BSO.
 
'''3) De discussie i.v.m. de acculturatieproblematiek is in België pas vanaf ongeveer 1980 echt op de politieke agenda verschenen. Nochtans waren er daarvoor ook reeds een aanzienlijk aantal immigranten in ons land. Hoe zou je deze verandering kunnen verklaren ?'''
 
* Voor +- 1974
 
:* men had werkkrachten nodig om bv. in de mijnen te werken
 
:* deze mensen gingen tijdelijk blijven
 
:* verlengenden arbeidsvergunning, beter voor hen, beter voor werkgevers
 
* vanaf +- 1974
 
:* werkloosheid
 
:* immigratiestop
 
:* mensen immigreerden toch nog omwille van gezinshereniging/gezinsvorming
 
:* in 1980: duidelijke procedure voor gezinshereniging


===19.03.2007 Jan Tytgat: Moderne drugs: oude wijn in nieuwe zakken?===
===19.03.2007 Jan Tytgat: Moderne drugs: oude wijn in nieuwe zakken?===

Versie van 7 mrt 2012 15:37

Lessen voor de 21ste eeuw de vragen van 2006-2007:

Momenteel zijn we met een 8-tal 2li-/2lw-ers die regelmatig naar de lessen gaan (hallo Johan, Merel, Domi, Dean en Stijn!). Daarom is het een goed idee om alle vragen (en de antwoorden) hier te verzamelen en te beantwoorden. Moest je willen meehelpen, eigen jezelf dan een paar vragen toe.

Vragen: todo

Programma 2006-2007 (dertiende editie)

20.11.2006 Christoffel Waelkens Planeten bij andere sterren: de pluraliteit der werelden

1) Beschrijf de wetenschappelijke context van de controverse of Pluto het al dan niet verdient als 'planeet' geclassificeerd te worden.

  • ons zonnestelsel:
    • Eerst vier binnenste 'aardse' planeten (vast, klein, weinig H en He). (Mercurius, Venus, Aarde, Mars)
    • Vervolgens vier 'reuzenplaneten' (gasvormig, groot, meer H en He). (Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus)
    • Daartussen en daarna is er telkens een gordel met kleine objecten. Gerard Kuiper (1951) stelde voor dat er een grote gordel van ijsblokken zou bestaan, in een baan buiten die van Pluto.
  • Van die buitenste gordel (de Kuipergordel) is Pluto één van de grote objecten.
  • Het was wel historisch het eerste dergelijke object dat ontdekt werd, doordat men zijn baan kon berekenen uit de invloed op de baan van een grote planeet (nl Neptunus). Hierdoor is het bij zijn ontdekking binnengehaald als negende planeet (hoewel zijn massa te klein was om de baanwijzigingen van Neptunus te verklaren; het bleken uiteindelijk afrondingsfouten), maar nu men de laatste tijd meer vergelijkbare objecten ontdekt heeft, heeft het die status weer verloren. Recent is zelfs duidelijk geworden dat Pluto niet het grootste is van die objecten.
  • Hij wordt nu beschouwd als een lid van de ijsdwergen (http://www.urania.be/sterrenkunde/zonnestelsel/ijsdwergen.php#kuipergordel). Charon is zijn maan, is bijna even groot als Pluto en draait zeer dicht. Men spreekt daarom soms van een dubbel'planeet'.

2) Bespreek hoe ons beeld over andere planetenstelsels mede wordt bepaald door selectie-effecten verbonden met de mogelijkheden tot waarnemen.

  • de detectietechnieken voor extrasolaire planeten werken beter voor een bepaald type van planeten, en daardoor vindt men er zo meer (hot jupiters via de dopplermethode, http://www.space.com/scienceastronomy/050509_exoplanet_review.html)
  • De meest succesvolle techniek om extrasolaire planeten te detecteren tot nu toe, bestaat er bijvoorbeeld in om te zoeken naar een ster die lijkt te roteren rond een massacentrum dat dicht bij de ster gelegen is. Dit wijst op de invloed van een planeet met een dichte baan rond de ster. Deze techniek werkt echter beter voor grote sterren met dichte banen, omdat dan de invloed het grootst is, en het is niet verwonderlijk dat men zo vooral dergelijke (reuzen-)planeten vindt.
  • het waarnemen van kleine, Aarde-achtige planeten is moeilijker en vereist andere technieken en meer gevoelige apparatuur en we weten dus eigenlijk nog niet goed in welke mate dergelijke planeten voorkomen buiten ons zonnestelsel.
  • Mogelijke technieken: Nulling interferometrie (http://www.kennislink.nl/web/show?id=93465), Astrometing, dopplermethode,..

3) In welke mate kunnen we uitspraken doen over hoe gewoon een planetenstelsel als het onze is ?

  • Bij de zoektocht naar extrasolaire planetenstelsels wordt een groter dan verwachte diversiteit aan configuraties van planetenstelsels gevonden. Het proces van de vorming van planetenstelsels dat sterrenkundigen redelijk goed dachten te begrijpen blijkt veel complexer te zijn dan verwacht.
  • Nieuwe hypotheses over processen die te pas komen bij de vorming van planetenstelsels, zoals inwaartse en uitwaartse migratie van planeten laten veel mogelijke uitkomsten toe. Er is dan ook nog veel nood aan onderzoek van ontstaansscenario's van planetenstelsels door modellering om meer te kunnen zeggen over de waarschijnlijkheid van verschillende uitkomsten van dit proces.
  • Een systeem zoals het onze, met een planeet zoals de Aarde, van de juiste grootte en op de juiste afstand van een ster, is voorlopig nog niet gevonden.
  • UPDATE Op woensdag 25 april 2007 is er een 'aardse planeet gevonden'. Sterrenkundigen hebben voor het eerst buiten ons zonnestelsel een planeet ontdekt waar leven mogelijk lijkt. De planeet, 581 c, heeft een daarvoor geschikte omvang en er heersen temperaturen met een gemiddelde waarde tussen de 0 en 40 graden Celsius. Volgens de gangbare theorie is er waarschijnlijk een atmosfeer en water in vloeibare vorm. (http://www.space.com/scienceastronomy/070424_hab_exoplanet.html)

27.11.2006 Pierre Jacobs Biodiesel

1) Leg het verschil uit tussen groene en rode kooldioxide (ref: boek p. 45 onderaan, 46 bovenaan)

  • Bij het proces van fotosynthese nemen planten koolstofdioxyde op uit de atmosfeer. De anorganische koolstof wordt omgezet in organische koolstof in het plantenweefsel, en de zuurstof wordt weer vrijgegeven. Wanneer later deze biomassa verbrandt wordt, wordt de organische koolstof uit het plantenweefsel terug omgezet in anorganische koolstofdioxyde, en komt de bij de fotosynthese opgenomen energie terug vrij. Netto is er bij dit proces geen koolstofdioxyde bijgekomen in de atmosfeer, en heeft de plant, samen met het verbrandingsproces, dus gefungeerd als een soort zonnecel. De koolstofdioxyde die vrijkomt bij de verbranding van biomassa, wordt 'groene' koolstofdioxyde genoemd, omdat hij kan gerecycleerd worden via fotosynthese en dus geen netto-bijdrage levert aan de koolstofdioxyde in de atmosfeer en aan het broeikaseffect.
  • Anderzijds komt bij de verbranding van fossiele brandstoffen wel 'extra' koolstofdioxyde in de atmosfeer, die niet eerder (op korte termijn) eruit is opgenomen. Het gebruik van deze fossiele brandstoffen verhoogt dus netto het gehalte koolstofdioxyde in de atmosfeer, en versterkt het broeikaseffect. Deze koolstofdioxyde wordt daarom 'rode' koolstofdioxyde genoemd.

2) Vergelijk het verschil in eigenschappen tussen petrodiesel en biodiesel

  • Petrodiesel is een mengsel van moleculen met verschillende vries- en kooktemperaturen, afgeleid van petroleum (crude oil, fossiele brandstof zoals aardgas en leisteenolie): C_xH_y. (rode brandstof). Deze wordt vaak nog gemengd met andere stoffen om bepaalde eigenschappen te verbeteren (motorperformantie, smering, schuimonderdrukkers, ...) Zou bijdragen aan de opwarming van de aarde door CO uitstoot.
  • Biodiesel is een zuiver brandende alternatieve brandstof die geproduceerd wordt uit hernieuwbare grondstoffen (biomassa: koolzaadbloemen, sojabonen, zonnebloempitten, sojaolie, maisolie, ..). Deze is biodegradeerbaar, niet-toxisch en bijna vrij van zwavel en aromaten. (groene brandstof) Deze diesel heeft minder additieven nodig (bevat van nature een smerende werking, reiniging van injectoren en corrosie inhibitoren). Huidige landbouwtechnieken kunnen nog niet genoeg biomassa produceren om hele economie van energie te kunnen voorzien. Biodiesel is een eerste generatie biofuel (samen met bioethanol): hiermee duidt men de biobrandstoffen aan die een lagere CO2-emisiereductie (%) hebben: maximaal 50%. (zie http://www.gave.novem.nl/figuur025/biofuel.jpg). Wanneer men een CO2-emissiereductie van 90% wil halen, worden de biobrandstoffen via Fischer-Tropsch (FT) en cellulosefermetatie bekomen; deze technieken zijn nog volop in ontwikkeling.
  • De term diesel verwijst generisch naar elke brandstof geschikt voor een compression ignition engine (common rail injectiesysteem). De dieselmotoren moeten niet aangepast worden om op biodiesel te kunnen draaien.
  • Biodiesel kan in verschillende verhoudingen met petrodiesel vermengd worden in vergelijking met de voorraad petrodiesel). B20 verwijst naar een mengsel met 20% biodiesel: hierbij dalen de vervuilende bestandsdelen reeds significant (CO, Roetpartikels, ozon smog, aromaten, sulfaten, ...). Enkel de NOX emissie (zure regen) stijgt, maar dit is met extra eliminatie technologien op te lossen. Biodiesel is ook veiliger te stockeren dan petrodiesel (hoger flashpunt).
  • Energie-inhoud. kWh/l: het verschil in energie petrodiesel - biodiesel: 8.65. Petrodiesel - B20: 1.73.
  • Problemen bij productie en voorraad. Fossiele brandstoffen slinken terwijl huidige energiebehoefte toeneemt. Maar er zijn ook heel wat tegenwerpingen op het overschakelen op biodiesel: verwijs naar fuel, feed, forest probleem en de tegenwerpingen daarbij.

3) Wat zijn de problemen met petrodiesel en biodiesel als brandstof bij vriestemperaturen (ref: boek p. 54-55)

  • Veel soorten biodiesel hebben een relatief hoog smeltpunt. Ze kunnen bij temperaturen rond bijvoorbeeld -5°C al onbruikbaar worden in normale motoren.
  • Bij petrodiesel bestaat dit probleem ook, maar petrodieselsoorten voor gebruik bij lage temperaturen worden vooraf gedeparafineerd: parafines met hoog stolpunt worden verwijderd uit het mengsel zodat het stolpunt van de resterende brandstof wordt verlaagd.
  • Voor sommige courante soorten biodiesel is het probleem erger dan bij petrodiesel, en wordt een proces van winterisatie gebruikt als oplossing. Dit houdt in dat men de brandstof op een lage temperatuur brengt, en componenten die vast worden bij die temperatuur laat uitzakken. Zo houdt men een mengsel over dat beter bruikbaar is bij lage temperaturen.

04.12.2006 Patricia Bijttebier De ontwikkeling van psychische problemen. Kwetsbaarheid en weerbaarheid

1) In traditionele psychiatrische classificatiesystemen wordt voor elke psychische stoornis een set van criteria geformuleerd waaraan persoon moet voldoen om de diagnose te krijgen. Hierbij wordt doorgaans geen specificaties van leeftijd gegeven: om een bepaalde stoornis te diagnosticeren bij een zevenjarige worden dezelfde criteria gebruikt als om eenzelfde stoornis te diagnosticeren bij een zeventigjarige. Vanuit een ontwikkelingspsychopathologisch standpunt is dit problematisch. Leg uit.

  • In de ontwikkelingspsychopathologie bestudeert men het ontstaan van psychiatrische problemen waarbij men aanneemt dat deze niet uit het niets ontstaan (persoon en omgevingsfactoren).
  • Eén observatie die daarbij gemaakt wordt is dat veel vormen van gedrag op een bepaalde leeftijd "normatief" zijn. Zo is het voor een kind op een bepaalde leeftijd normaal (gehechtheidstheorie van bowdly) om in zekere mate verlatingsangst te vertonen (denk aan een een baby van een jaar die in zijn wieg blijft wenen tot zijn mama komt en terug begint te wenen wanneer ze weggaat). Op latere leeftijd is dat echter helemaal niet meer normaal.
  • In dit kader moeten de criteria voor psychische stoornissen ook rekening houden met de leeftijd van de patiënt. Bepaalde vormen van gedrag zijn op een bepaalde leeftijd perfect normaal, maar op andere leeftijden indicaties van bepaalde psychische stoornissen.

2) Het feit dat risicofactoren elkaar versterken onderstreept de zinvolheid en het belang van preventie- en hulpverleningsprojecten. Verduidelijk.

  • Uit psychopathologisch onderzoek blijkt dat het tegelijk voorkomen van meerdere risicofactoren het risico op het ontstaan van psychische problemen sterk verhoogt. Het hebben van 1 risicofactor geeft even weinig kans op ontwikkeling van problemen als het hebben van geen risicofactor (1/7 (hollandse) kinderen heeft te maken echtscheiding (A)). De risicofactoren versterken elkaar (ref. studie bij adoptiekinderen).
  • Wanneer men dan echter via preventie en hulpverlening bij groepen jongeren één of meer risicofactoren kan wegnemen of afzwakken, kan dit het risico op psychische problemen significant laten dalen.
  • Bv. psychopaten zo snel mogelijk herkennen; indien men de risicofactoren in kaart kan brengen om deze probleemgroep te determineren, kan men veel vroeger beginnen met therapie (bijbrengen van inlevingsvermogen, lange termijndoelen, aflezen van emoties, ...). Deze therapien lijken te falen wanneer het individu ouder wordt: ze leren alleen meer 'trukjes' om normaal over te komen.

3) Stel u het volgende voor. Er gebeurt een gewelddadige overval op een bankkantoor terwijl er drie klanten aanwezig zijn. De klanten worden een tijdlang gegijzeld en raken pas na een periode van doodsangst uit hun benarde situatie verlost. Na afloop reageren de drie erg verschillend op wat ze meegemaakt hebben: de eerste heeft het gebeurde snel verwerkt en kan vrijwel meteen het gewone leven weer opnemen; de tweede heeft wat meer moeite, heeft een week ziekteverlof nodig maar herpakt zich daarna vrij goed; de derde is de eerste dagen in een shock en heeft nog wekenlang last van concentratieproblemen, nachtmerries en flashbacks wat aanleiding geeft tot de diagnose posttraumatische stress-stoornis. Wat zijn volgens u mogelijke verklaringen voor het feit dat drie mensen die identiek dezelfde traumatische gebeurtenis meemaakten zo verschillend reageren ?

  • Dit is een illustratie van een fenomeen dat men observeert in de psychopathologie, namelijk dat van de "multifinaliteit". Hiermee bedoelt men dat psychische problemen op verschillende manieren het gevolg zijn van complexe, dynamische interacties tussen allerhande factoren. Eenzelfde risicofactor kan bij verschillende personen radicaal andere gevolgen teweegbrengen. Men stelt dat op elk moment de weerbaarheid van een individu tegen psychische problemen bepaald wordt door de balans van ongunstige risicofactoren en positieve, beschermende invloeden.

ELnjrX <a href="http://esnpujrjswgq.com/">esnpujrjswgq</a>, [url=http://zfequdbhdocr.com/]zfequdbhdocr[/url], [link=http://lnhzknsjxaqz.com/]lnhzknsjxaqz[/link], http://pfnerwmnviwt.com/

comment6, http://www.flickr.com/people/77689297@N05/ buy cialis online, guc, http://www.flickr.com/people/75863004@N07/ buy cialis online,  %-], http://www.flickr.com/people/75934485@N08/ buy cialis online, 368, http://www.flickr.com/people/75873843@N04/ buy cialis online, >:-(, http://www.flickr.com/people/75862106@N02/ buy cialis online, ursvfn, http://www.flickr.com/people/77729411@N06/ buy cialis online, 42053, http://www.flickr.com/people/75864856@N03/ buy cialis online, 8008, http://www.flickr.com/people/75863146@N07/ buy cialis online, 5970, http://www.flickr.com/people/75934653@N08/ buy cialis online, 852534, http://www.flickr.com/people/77705485@N07/ buy cialis online, 090,

comment5, http://www.flickr.com/people/77704565@N07/ buy cialis online, 8507, http://www.flickr.com/people/77706369@N03/ buy cialis online, gevhsh, http://www.flickr.com/people/77688777@N05/ buy cialis online, imqop, http://www.flickr.com/people/77715628@N04/ buy cialis online, qasa, http://www.flickr.com/people/77715630@N04/ buy cialis online, 8)), http://www.flickr.com/people/77704865@N07/ buy cialis online, 9299, http://www.flickr.com/people/77706581@N03/ buy cialis online, 876375, http://www.flickr.com/people/75864296@N03/ buy cialis online, %OOO, http://www.flickr.com/people/75873385@N04/ buy cialis online, 685738, http://www.flickr.com/people/75861606@N02/ buy cialis online, 5424,

buy cialis online, http://www.flickr.com/people/75862424@N02/ buy cialis online, 8[[,

buy cialis, http://www.flickr.com/people/75846920@N05/ buy cialis online, qbxzqe,

19.03.2007 Jan Tytgat: Moderne drugs: oude wijn in nieuwe zakken?

1) Beschrijf de klassieke groepen van psychotrope stoffen.

Staat duidelijk in de samenvatting: http://www.hiw.kuleuven.be/ned/lessen/programma.htm

  • Inhiberende (bewustzijnsonderdrukkende, slaappillen&papaver producten)
  • Exciterende (bewustzijnsstimulerende, amfetamines&cocaine, cocaplant )
  • Hallucinogene (bewustzijnsverstorende, LSD&paddo's)

Producten met meerdere effecten:

  • Inebriantia (zattigheid, alcohol&ether..) : zowel inhiberend als exciterend
  • Cannabis: inhiberend als hallucinogeen
  • XTC: Hallucinogeen als exciterend
  • PCP (Angel Dust, http://en.wikipedia.org/wiki/Phencyclidine): alle drie

2) Wat is verslaving, tolerantie en derving?

Verslaving:

  • hard drug
  • overweldigende drang om gebruik verder te zetten (psychologisch?)
  • opdrijven dosis (gewenning)
  • psychische en fysische afhankelijkheid (met derving)
  • vb: Heroïne

Tolerantie:

  • soft drug
  • verlangen voor verder gebruik
  • geen opdrijving dosis
  • psychische afhankelijkheid
  • geen derving
  • vb: cannabis

Derving (of intoxicatie)

  • Zeer sterk missen van iets
  • Fysische oorzaak

(Merel) Ik denk niet dat tolerantie hierboven goed uitgelegd wordt (http://www.pitsstop.leidenuniv.nl/index.php3?c=143): bij sommige drugs geeft je lichaam aan dat steeds meer van het middel nodig is om hetzelfde effect te voelen. Denk niet dat dit iets te maken heeft met soft of hard drug. Ook wel gewenning genoemd.

(Johan) Ik vond het ook een vreemde uitleg, maar zie p. 233 (als tolerantie ook gewenning genoemd wordt, is dat exact wat er staat)

3) Wat is een ‘designer drug’?

  • variatie op bestaande drug-moleculen
  • om wet te ontduiken
  • effect van bestaande drugs namaken
  • marketingstrategie

nadelen:

  • mensen weten niet wat ze eigenlijk echt gebruiken
  • effect lijkt mss op een bepaalde drug, maar heeft mss bijkomende nadelige effecten

26.03.2007 Patrick Develtere: Ontwikkelingssamenwerking: geven we goed voor het goede doel?

Zijn hier examenvragen van ? Indien het die vragen zijn die één voor één worden uitgewerkt in de samenvatting: zie samenvatting: http://www.hiw.kuleuven.be/ned/lessen/programma.htm