Algemene Economie: verschil tussen versies
Regel 165: | Regel 165: | ||
---- | ---- | ||
'''19)''' Op de wisselmarkt in Brussel noteert men 1$ = 31 BEF. Op de wisselmarkt in New York noteert men 1BEF = 0.04$. Welke uispraak is juist? | '''19)''' Op de wisselmarkt in Brussel noteert men 1$ = 31 BEF. Op de wisselmarkt in New York noteert men 1BEF = 0.04$. | ||
A | Welke uispraak is juist? | ||
* (A) Arbitraganten zullen dollars kopen in Brussel en verkopen in New York; | |||
B | * (B) Arbitragenten zullen BEF kopen in New York en verkopen in Brussel; | ||
* (C) Arbitragenten zullen dollars kopen in New York en verkopen in Brussel; | |||
C | * (D) aangezien er geen winstmogelijkheden zijn, zal er geen arbitrage plaatshebben. | ||
D | '''Oplossingen:''' | ||
Wie: [[Gebruiker:ArDelLa|ArDelLa]] 1 jun 2006 11:07 (CEST) | ''Wie:'' [[Gebruiker:ArDelLa|ArDelLa]] 1 jun 2006 11:07 (CEST) <br> | ||
<br> | ''Wat niet:'' | ||
Wat niet: | * A: Als ik in Brussel een dollar koop kost mij dat 31 BEF. Als ik die dan in NY verkoop, brengt mij dat voor 1 dollar (0.04*25) 25 BEF <br> | ||
* B: Als ik 1BEF in NY koop kost mij dat 0.04$. Als ik deze in Brussel verkoop, krijg ik 1/31 = 0.0322 dollar <br> | |||
A: Als ik in Brussel een dollar koop kost mij dat 31 BEF. Als ik die dan in NY verkoop, brengt mij dat voor 1 dollar (0.04*25) 25 BEF | ''Wat wel:'' C. Als ik in NY een dollar koop kost mij dat 25 BEF. Als ik deze verkoop in Brussel brengt het mij 31BEF op.'' | ||
<br> | |||
B: Als ik 1BEF in NY koop kost mij dat 0.04$. Als ik deze in Brussel verkoop, krijg ik 1/31 = 0.0322 dollar | |||
<br> | |||
Wat wel: | |||
C. Als ik in NY een dollar koop kost mij dat 25 BEF. Als ik deze verkoop in Brussel brengt het mij 31BEF op.'' | |||
---- | ---- | ||
'''20) | '''20)''' Lock out | ||
* (A) is een methode van de bescherming van de afzetmarkt; | |||
A | * (B) doet zich voor bij marktsegmentatie; | ||
* (C) is collectieve afdanking van alle werknemers door de werkgevers; | |||
B | * (D) is uitsluiting van de consumenten die de marktprijs niet willen of kunnen betalen. | ||
C | '''Oplossingen:''' | ||
D | ''Wie:'' [[Gebruiker:ArDelLa|ArDelLa]] 1 jun 2006 11:17 (CEST) <br> | ||
''Wat:'' C, wat het meeste aanleunt bij de verklaring die ik vond op Wikipedia :p, nl "a work stoppage in which an employer prevents some or all employees from working, even to the extent closing the business." | |||
Wie: [[Gebruiker:ArDelLa|ArDelLa]] 1 jun 2006 11:17 (CEST) | |||
<br> | |||
Wat: C, wat het meeste aanleunt bij de verklaring die ik vond op Wikipedia :p, nl "a work stoppage in which an employer prevents some or all employees from working, even to the extent closing the business." | |||
---- | ---- |
Versie van 1 jun 2006 10:26
http://static.flickr.com/55/136291731_1fdc4cadf6.jpg |
Algemene Economie - Kiezen is verliezen
- Meerkeuze
- 4 uur, 40 vragen
- -1/3 voor foute antwoorden
- +1 voor juiste antwoorden
- -0 voor blanco antwoorden
- Mondelinge verduidelijking
Vragen
Vragen komen recht uit de bundel. Gelieve het formaat voor elke vraag te volgen. Juiste antwoorden niet direct in de vraag aanduiden, maar onder de vraag met een redenering waarom dit antwoord juist is. Bedoeling is natuurlijk dit allemaal zelf op te lossen en dan na te kijken en eventueel aan te vullen. Ook door het verdedigen / afbreken van antwoorden bekomt men dieper inzicht in de economische wetenschap.
--RubenV 19 mei 2006 21:10 (CEST)
Meer vragen op http://www.wina.be/~stevenl/2ki/files/eco_examen.rar --Stevel 24 mei 2006 18:15 (CEST)
Meerkeuzevragen 1
1 t.e.m. 10
1) Vertrek van de volgende marginale kostenfunctie: (x = hoeveelheid geproduceerd)
In dat geval geldt dat:
- (A) TK =
- (B) GVK (gemiddelde variabele kost) =
- (C) GVK =
- (D) de TK noch de GVK kunnen berekend worden.
Oplossingen:
Wie: Willem 21 mei 2006 11:23 (CEST)
Wat: A, want: het is allesinds niet B & C aangezien ge voor GVK de Gemiddelde Kost & den gemiddelde vaste kost(: GVK(x) = GK(x) - GFK(x)) of de variabele kost (: GVK(x)= VK(x)/x) nodig hebt, en die kunt ge niet afleiden uit de Marginale Kost.
Voor kleine verandering wordt de marginale kost bepaald als afgeleide van de totale kost:
Wie: Stevel 24 mei 2006 17:19 (CEST)
Wat: D, want: "Is de MK bij A niet gelijk aan . Het antwoord is volgens mij dus D, omdat de constante bij TK niet gekend is."
2) Hieronder ziet u een korte termijn productiefunctie.
Het verloop van deze productiefunctie:
- (A) komt niet overeen met de wete van de variabele marginale opbrengsten
- (B) is het gevolg van eerst toenemende, dan afnemende schaalopbrengsten
- (C) is het gevolg van een eerst toenemende en daarna afnemende productiviteit van de productiefactor arbeid gegeven een constant gebruik van de andere productiefactoren
- (D) is het gevolg van eerst afnemende en dan toenemende schaalopbrengsten
Oplossingen:
Wie: Willem 30 mei 2006 12:05 (CEST)
Wat niet:
- A, want: komt wel overeen met de wet van de variabele marginale opbrengsten(marginale opbrengst neemt eerst en dan af)
- B, want: heeft nix te maken met schaalopbrengsten. Dit is een korte termijn productiefunctie en schaalopbrengsten lopen over lange termijn
- D, want: heeft nix te maken met schaalopbrengsten. Dit is een korte termijn productiefunctie en schaalopbrengsten lopen over lange termijn
Wat wel:
- C, want: het is duidelijk als we de de gemiddelde productiviteits voerstralen en de raaklijnen van de marginale opbrengsten tekenen.
3) Welke uitspraak is niet correct als je weet dat zowel in de productie van graan als vlees arbeid en de grond de enige productiefactoren zijn
- (A) de verschuiving van de transformatiecurve van T naar T´ kan het gevolg zijn van een algemene toename van de productiviteit van de productiefactor arbeid
- (B) Het is niet zonder meer duidelijk dat de consumptiebundel B voor het land in kwestie een betere combinatie is dan A
- (C) gegeven transformatiecurve T is het punt C niet bereikbaar
- (D) gegeven transformatiecurve T´ houdt het punt C in dat een gedeelte van de beschikbare grond of werkkrachten niet of verkeerd gebruikt is.
Oplossingen:
Wie: Willem 29 mei 2006 12:42 (CEST)
Wat niet:
- B, want: punten OP een transformatiecurve/productiemogelijkhedencurve kunnen niet met elkaar vergeleken worden
- C, want: nogal duidelijk
- D, want: C is een punt dat ineffecient is. Er kan dus meer graan of/en vlees geproduceert worden.
Wat wel:
- A, want: Dan zou de transformatiecurve ook over de Y-as verschuiven en niet alleen over de X-as
4) Overtypen!
5) Door de daling van de prijs van het goed 1 kan de consument die zich oorspronkelijk ine venwichtspunt E bevond nu op een evenwichtspunt geraken dat ligt op de indifferentiecurve U1
gegeven de bovenstaande grafiek geldt:
- (A) in het nieuwe evenwichtspunt zal de gekochte hoeveelheid van q2 lager zijn dan q2* en de gekochte hoeveelheid van q1 hoger dan q1*
- (B) in het nieuwe evenwichtspunt zal de gekochte hoeveelheid van q2 hoger zijn dan q2* en de gekochte hoeveelheid van q1 ongeveer dezelfde
- (C) het nieuwe evenswichtspunt kan bekomen worden door de een evenwijdige verschuiving van de budgetlijn door E tot zij raakt aan de curve U1
- (D) om op de indifferentiecurve U1 te geraken moet de prijs P1 minstens gehalveerd worden.
Wie: Willem 30 mei 2006 15:05 (CEST)
Wat niet:
- B, want: de intercept met de Y-as blijft dezelfde en de intercept met de X-as verschuift naar rechts. We kunnen de budget rechte herteken aan de hand van de intercept op de Y-as en de curve U1. Er mag maar 1 snijpunt zijn tussn de budgetrechte en de curve U1. Als we deze rechte juist tekenen zien we dat q2 verlaagt en q1 verhoogt.
- C, want: een evenwijdige verschuiving zou beteken dat het budget verandert of de 2 prijzen evenredig groter worden. Dat is niet het geval
- D, want: lijkt me onmogelijk te weten uit de gegevens.
Wat wel:
- A, want: de intercept met de Y-as blijft dezelfde en de intercept met de X-as verschuift naar rechts. We kunnen de budget rechte herteken aan de hand van de intercept op de Y-as en de curve U1. Er mag maar 1 snijpunt zijn tussn de budgetrechte en de curve U1. Als we deze rechte juist tekenen zien we dat q2 verlaagt en q1 verhoogt.
6) Overtypen!
7) Overtypen!
8) Overtypen!
9) Overtypen!
10) Overtypen!
11 t.e.m. 20
11) Overtypen!
12) Overtypen!
13) Overtypen!
14) Overtypen!
15) Overtypen!
16) Overtypen!
17) Overtypen!
18) Overtypen!
19) Op de wisselmarkt in Brussel noteert men 1$ = 31 BEF. Op de wisselmarkt in New York noteert men 1BEF = 0.04$.
Welke uispraak is juist?
- (A) Arbitraganten zullen dollars kopen in Brussel en verkopen in New York;
- (B) Arbitragenten zullen BEF kopen in New York en verkopen in Brussel;
- (C) Arbitragenten zullen dollars kopen in New York en verkopen in Brussel;
- (D) aangezien er geen winstmogelijkheden zijn, zal er geen arbitrage plaatshebben.
Oplossingen:
Wie: ArDelLa 1 jun 2006 11:07 (CEST)
Wat niet:
- A: Als ik in Brussel een dollar koop kost mij dat 31 BEF. Als ik die dan in NY verkoop, brengt mij dat voor 1 dollar (0.04*25) 25 BEF
- B: Als ik 1BEF in NY koop kost mij dat 0.04$. Als ik deze in Brussel verkoop, krijg ik 1/31 = 0.0322 dollar
Wat wel: C. Als ik in NY een dollar koop kost mij dat 25 BEF. Als ik deze verkoop in Brussel brengt het mij 31BEF op.
20) Lock out
- (A) is een methode van de bescherming van de afzetmarkt;
- (B) doet zich voor bij marktsegmentatie;
- (C) is collectieve afdanking van alle werknemers door de werkgevers;
- (D) is uitsluiting van de consumenten die de marktprijs niet willen of kunnen betalen.
Oplossingen:
Wie: ArDelLa 1 jun 2006 11:17 (CEST)
Wat: C, wat het meeste aanleunt bij de verklaring die ik vond op Wikipedia :p, nl "a work stoppage in which an employer prevents some or all employees from working, even to the extent closing the business."
Meerkeuzevragen 2
1 t.e.m. 10
1) Wanneer de EG een minimumprijs oplegt die hoger is da de evenwichtsprijs die normaal op de markt van een bepaalde graansoort zou tot stand komen dan,
A. zullen vraag en aanbod zich aanpassen en komt spontaan een nieuw evenwicht tot stand tegen de door de EG bepaalde hogere prijs,
B. zal een graantekort onstaan binnen de EG, wat de normale hander verstoort tenzij de EG het ontbrekende graan levert tegen de door haar bepaalde minimumprijs (zij koopt dat graan dan op de wereldmarkt).
C. zal er een overschot ontstaan van deze graansoort binnen de EG, wat de normale hander verstoort tenzij de EG de ontstane overschotten opkoopt tegen de door haar bepaalde minimumprijs (zij kan het graan verder verkopen op de wereldmarkt of opslaan).
D. zal er een zwarte markt onstaan waarbij het graan verhandeld wordt tegen een prijs die hoger is dan de door de EG opgelegde minimumprijs.
Wie: ArDelLa 1 jun 2006 11:29 (CEST)
Wat niet:
A. Als de prijs daalt zal de vraag afnemen (daar ik aanneem dat graan een normaal goed is) en zal er dus een aanbodoverschot komen
B. Er ontstaat een graanoverschot en geen graantekort
D. Wanneer er overschot is aan een bepaalde prijs, zal de zwarte markt zeker niet kunnen verkopen boven deze prijs.
Wat wel:
C. in één zin samengevat hoe het er op dit vlak dezer dagen aan toegaat in de EU. Even terzijde: de landbouwsubsidies slorpen 40% op van het totale inkomen van de EU.
2) Overtypen!
3) Overtypen!
4)
- (A) Als de gemiddelde ontvangsten van een prijsnemend bedrijf kleiner zijn dan de gemiddelde kosten moet het bedrijf in elk geval sluiten.
- (B) Als de gemiddelde ontvangsten van een prijsnemend bedrijf kleiner zijn dan de gemiddelde kosten maar groter dan de gemiddelde variabele kosten, moet het bedrijf niet in elk geval sluiten.
- (C) Als de marginale kosten groter zijn dan de marginale ontvangsten moet het bedrijf in elk geval sluiten
- (D) Als de marginale kosten gelijk zijn aan de marginale ontvangsten moet het bedrijf in elk geval voortproduceren
Oplossingen:
Wie: Willem 30 mei 2006 18:49 (CEST)
Wat niet :
- A, want: Indien men niet produceert is het verlies gelijk aan de vaste kost. Als we door te produceren een gemiddelde ontvangst hebben die groter is dan de gemiddelde variabele kost. Dan zal het verlies kleiner zijn dan de vaste kost.
- C, want: het bedrijf kan nog altijd winst maken maar de winst zal niet gemaximaliseerd zijn
- D, want: dan is de winst gemaximaliseert maar dat betekent niet dat de winst positief is. Er kan verlies gemaakt worden en indien het verlies groter is dan de vaste kost moet het bedrijf stoppen met produceren
Wat wel: B, want: als er niet geproduceert wordt, is het verlies gelijk aan de vast kost, als er geproduceert wordt zal op korte termijn het verlies kleiner zijn dan de vaste kost omdat de gemiddelde ontvangst groter is dan de gemiddelde variabele kost
5) Overtypen!
6) Overtypen!
7) Overtypen!
8) Overtypen!
9) Overtypen!
10) Overtypen!
11 t.e.m. 20
11)
Dze figuur kan volgende curven voorstellen
- (A) 1= GFK 2=MK 3=GK 4=GVK
- (B) 1= GFK 2=GK 3=GVK 4=MK
- (C) 1= GFK 2=GVK 3=GK 4=MK
- (D) Geen van de vorige
Oplossingen:
Wie: Willem 30 mei 2006 18:58 (CEST)
Wat: D, want: 3 kan alleen de GK zijn aangezien de GVK<GK en GFK<GK als 3 de KG is moet 2 ge gemiddelde variabele kost zijn, 1 de vaste kost en dus 4 MK. Maar vanaf het moment dat de MK de GK snijdt moet de GK stijgen en dat gebeurd hier echter niet.
12) Overtypen!
13)
Welke van onderstaande uitspraken is correct?
- (A) in het punt e is de vraagcurve Va prijselastischer dan de vraagcurve Vb
- (B) in het punt f is de puntprijselasticiteit van de vraagcurven Va en Vc = 0
- (C) de prijselasticiteit van de vraag Vc is gelijk aan -3 in het punt g
- (D) in het punt h is de prijselasticiteit van de vraag Vd in absolute waarde groter dan die van vraag Vc in het punt g en kleiner dan die van de vraag Va in het punt e
Oplossingen:
Wie: Willem 30 mei 2006 19:37 (CEST)
Wat niet:
- A, want: Indien vA prijselastischer is dan Vb dan zou vA vlakker zijn dan vB
- B, want: de puntsprijselasticiteit is gelijk aan -oneindig
- C, want: de prijselasticiteit van g ligt tussen -1 en 0 want g = -1/3
Wat wel: D, want: de prijselasticiteit van e op Va = -2 * 2/1 => |4| > de prijselasticiteit van h = -1 * 2/3 => |2/3| > de prijselasticiteit van g = -1 * 1/3 => |1/3|
14)
Duid de juiste bewerking aan:
- (A) zowel x1 als x2 zijn inferieure goederen
- (B) goed x1 is een inferieur goed, x2 is een normaal goed
- (C) goed x2 is een inferieur goed, x1 is een normaal goed
- (D) de krommen in deze figuur stellen geen indifferentiecurvenverzamelingen voor omdat ze niet evenwijdig lopen.
Oplossingen:
Wie: Willem 30 mei 2006 19:54 (CEST)
Wat niet:
- A, want: uitleg C
- B, want: uitleg C
- D, want: moet niet evenwijdig zijn zolang ze niet snijden is er geen probleem
Wat wel: C, want: Indien het inkomen toeneemt zal de vraag naar inferieure goederen dalen. Door de verticale verschuiving van de budgetrechte zien we dat de vraag naar goed x2 vermindert. x2 is dus een inferieur goed
15) Een consument in een wereld van 2 goederen heeft lineaire differentiecurven met een helling die in absolute waarde overal gelijk is aan 1. Het inkomen van de consument is gelijk aan 2000.
De prijs van goed 1 is 10 en de prijs van goed 2 is 5. Wat is de optimale combinatie?
- (A) 200 eenheden van goed 1
- (B) 400 eenheden van goed 2
- (C) 100 eenheden van goed 1 en 200 eenheden van goed 2
- (D) alle goederencombinaties op de budgetlijn zijn voor de consument even goed
Wie: Willem 30 mei 2006 20:08 (CEST)
Wat : B,want: In de veronderstelling dat differentiecurven die "rechts boven" liggen beter zijn(meer is beter) en q1 op de y-as en q2 op de x-as ligt. Als we dus blijven doorschuiven naar indifferentiecurven die hoger liggen en betaalbaar zijn op een zeker "niveau", komen we uiteindelijk in het punt waar de budgetrechte de X-as snijdt. We kunnen niet meer opschuiven want dat is niet meer betaalbaar binnen het budget.
16) Indien het directiecomité van een trammaatschappij de prijs van een ticket verhoogt om de totale opbrengsten te doen toenemen, dan veronderstellen de leden impliciet dat de prijselasticiteit van de vraag naar een ticket:
- (A) In dit verband geen rol speelt
- (B) zal toenemen
- (C) in absolute waarde kleiner is dan 1
- (D) in absolute waarde groter is dan 1
Wie: Willem 30 mei 2006 20:08 (CEST)
Wat : C,want: Indien het inkomen verhoogt als de prijs verhoogt is de vraag inelastisch. De prijselasticiteit is dan in absolute waarde kleiner dan 1
17) Overtypen!
18) Overtypen!
19) Overtypen!
20) Overtypen!
Meerkeuzevragen 3
1 t.e.m. 10
1) Overtypen!
2) Overtypen!
3) Overtypen!
4) Overtypen!
5) Overtypen!
6) Overtypen!
7) Overtypen!
8) Overtypen!
9) Overtypen!
10) Overtypen!
11 t.e.m. 20
11) Overtypen!
12) Overtypen!
13) Overtypen!
14) Overtypen!
15) Overtypen!
16) Overtypen!
17) Overtypen!
18) Overtypen!
19) Overtypen!
20) Overtypen!
21 t.e.m. 30
21) Overtypen!
22) Overtypen!
23) Overtypen!
24) Overtypen!
25) Overtypen!
26) Overtypen!
27) Overtypen!
28) Overtypen!
29) Overtypen!
30) Overtypen!
31 t.e.m. 40
31) Overtypen!
32) Overtypen!
33) Overtypen!
34) Overtypen!
35) Overtypen!
36) Overtypen!
37) Overtypen!
38) Overtypen!
39) Overtypen!
40) Overtypen!
41 t.e.m. 50
41) Overtypen!
42) Overtypen!
43) Overtypen!
44) Overtypen!
45) Overtypen!
46) Overtypen!
47) Overtypen!
48) Overtypen!
49) Overtypen!
50) Overtypen!
51 t.e.m. 60
51) Overtypen!
52) Overtypen!
53) Overtypen!
54) Overtypen!
55) Overtypen!
56) Overtypen!
57) Overtypen!
58) Overtypen!
59) Overtypen!
60) Overtypen!
61 t.e.m. 70
61) Overtypen!
62) Overtypen!
63) Overtypen!
64) Overtypen!
65) Overtypen!
66) Overtypen!
67) Overtypen!
68) Overtypen!
69) Overtypen!
70) Indien de prijs van een bepaald goed daalt van 1,24 euro naar 1,19 euro en de gevraagde kwantiteit stijgt van 30 naar 35 dan is de vraag:
- (A) elastisch
- (B) inelastisch
- (C) perfect inelastisch
- (D) perfect elastisch
Oplossingen:
Wie: RubenV 20 mei 2006 14:36 (CEST)
Wat: A, want: We berekenen de prijselasticiteit van de vraag, die is: . De twee perfecte elasticiteiten komen enkel voor bij respectievelijk 0 en -oneindig, vraagelasticiteit < -1 == elastisch.
71 t.e.m. 80
71) Overtypen!
72) Overtypen!
73) Overtypen!
74) Overtypen!
75) Overtypen!
76) Overtypen!
77) Overtypen!
78) Overtypen!
79) Overtypen!
80) Overtypen!
81 t.e.m. 90
81) Overtypen!
82) Overtypen!
83) Overtypen!
84) Overtypen!
85) Overtypen!
86) Overtypen!
87) Overtypen!
88) Overtypen!
89) Overtypen!
90) Overtypen!
91 t.e.m. 99
91) Overtypen!
92) Overtypen!
93) Overtypen!
94) Overtypen!
95) Overtypen!
96) Overtypen!
97) Overtypen!
98) Overtypen!
99) Overtypen!
Voorbeeld vragen toledo
Hoofdstuk 1
1) Welke uitspraak is fout?
- (A) Mensen handelen volgens economisten rationeel indien ze een keuze maken die niet door een andere keuze kan verbetered worden.
- (B) In een economische benadering wordt altruïsme niet uitgesloten, omdat het voordeel voor andere één van de dimensies kan zijn van de verlangens die de beslissingen drijven.
- (C) De resultaten van een ecomische analuse zijn slechts geldig voorzover de agenten over een hoge graad van intelligentie beschikken.
- (D) Indien de marginale baat van een verandering van de keuze groter is dan de marginale kost van de verandering, dan is de keuze verbeterbaar.
Oplossingen:
Wie: Willem 29 mei 2006 12:03 (CEST)
Wat niet:
A, want: rationeel = indien de mens zijn situatie kan verbeteren door zijn keuze aan te passen, zal hij dit ook doen.
D , want: de winst is maximaal als marginale kost = marginale opbrengst
Wat wel:
C, want: lijkt mij intuitief fout
Wie: --Ben 29 mei 2006 13:01 (CEST)
Info: al·tru·ïs·me
het altruïsme; afleiding(en): altruïstisch, altruïst
levenshouding van iemand die zijn handelwijze laat bepalen door de
belangen van anderen
Wat
C, want: er is in de cursus helemaal niet gesproken over intelligentie, enkel rationaliteit. En das nie hetzelfde!
2) Een student beschikt over 7 dagen om voor 3 vakken te studeren. Onderstaande tabel geeft het verwacht aantal punten indien zij aan elk vak het vermelde aantal dagen besteedt. Het maximaal aantal dagen dat men aan een vak kan besteden is 6. Het maximum voor ieder vak is 100. (a,b,c) betekent dat a,b,c dagen respectievelijk aan vak 1, 2 en 3 worden besteed. De doelstelling is het puntentotaal te maximaliseren. Welke uitspraak is fout?
- (A) De opportuniteitskost van een keuze is de waarde van de verloren gegande beste alternatieve aanwending
- (B) Indien de student (3,2,2) overweegt, dan is de opportuniteitskost van een dag besteed aan vak3 gelijk aan 13
- (C) Indien de student (3,2,2) overweegt, dan is de opportuniteitskost van een dag besteed aan ieder van de vakken telkens kleiner dan de bijdrage van deze dag tot het puntentotaal
- (D) De student bekomt het hoogste percentage door voor(3,2,2) te kiezen
Oplossingen:
Wie: Willem 29 mei 2006 12:18 (CEST)
Wat niet:
A, Per definitie
C,
- vak3: het verschil tussen 1dag en 2dagen = 13 en de opportuniteitskost = 12(het hoogste getal dat bij vak 1 en 2 bijkomt als we een dag extra aan deze vakken besteden). 13 > 12 => OK
- vak2: het verschil tussen 1dag en 2 dagen = 13 en de opportuniteitskost = 12. 13 > 12 => OK
- vak1: het verschil tussen 2 en 3 dagen = 13 en de opportuniteitskost = 11. 13 > 11 => OK
D, klopt
Wat wel:
C, want: de opportuniteitskost is gelijk aan 12. De beste keuze is dan een extra dag aan vak1 te besteden en het verschil tussen 3dagen en 4 dagen is gelijk aan 12
Hoofdstuk 2
1) Stel dat de vraag naar fruit bij een aanbod onder normale weersomstandigheden, prijsinelastisch is. Bij een kleine daling van het aanbod onder iets minder gunstige weersomstandigheden stelt men ceteris paribus vast dat het inkomen van de fruitboer
- (A) Altijd stijgt
- (B) Altijd daalt
- (C) Stijgt indien de vraag naar fruit een luxegoed is
- (D) Daalt indien de vraag naar fruit een normaal goed is
Oplossingen:
Wie: Willem 29 mei 2006 17:35 (CEST)
Wat niet :
- C & D, want: normaal of luxe goederen doen er hier helemaal niet toe.
Wat wel:
- B de vraag is inelastisch. Doordat het aanbod daalt zal de prijs stijgen en door de inelasticiteit zal het inkomen meestijgen
Wie: RealBirkoff 30 mei 2006 13:18 (CEST)
Wat: is dit niet antwoord A ? aangezien bij prijsinelastische vraag de prijs stijgt bij een daling van het aanbod (prijsinelastisch == rechts van evenwicht) en dus gaat de opbrengst ook stijgen
Wie: Willem 30 mei 2006 16:34 (CEST) Wat: klopt. *edited*
2) Auto's en benzine zijn complementen, benzine en LPG zijn substituten. Aanbod- en vraagcurves van auto's en brandstoffen hebben een normaal verloop. Welke situatie zal zich ,ceteris paribus, voordoen, na een verhoging van de accijns op benzine?
- (A) Zowel auto's als LPG worden duurder
- (B) Zowel auto's als LPG worden goedkoper
- (C) Auto's worden duurder, LPG wordt goedkoper
- (D) auto's worden goedkoper, LPG wordt duurder
Oplossingen:
Wie: Willem 29 mei 2006 19:22 (CEST)
Wat : D Doordat de de benzine "duurder" wordt, zal de vraag naar auto's verminderen. Dit komt omdat autos en benzine complementen zijn. Omdat de vraag afneemt zullen autos goedkoper worden. LPG is een substituut voor benzine en de vraag zal dus verhogen. Door de verhoogde vraag zal LPG duurder worden
Hoofdstuk 4
1) Stel dat de indifferentiecurves, zoals in de figuren van het handboek met q2 op de y-as en q1 op de x-as, dalende covexe functies zijn. Voor een consiment die beschikt over het budget y voldoet de combinatie (q1,q2) aan
|MSV|> p1/p2
als delta duidt op een marginale verandering. Welke uitspraak is juist?
- (A) door een vermindering van q1 met delta en door q2 met (p1*delta)/p2 te vermeerderen blijft het budget ongewijzigd en stijgt het nut zodat de keuze(q1,q2) verbeterbaar is tenzij q1=0
- (B) door een vermeerdering van q1 met delta en door q2 met (p1* delta)/p2 te verminderen blijft het budget ongewijzigd en stijgt het nut zodat de keuze(q1,q2) verbeterbaar is tenzij q2=0
- (C) door een vermindering van q1 met delta en door q2 met (p1*delta)/p2 te vermeerderen blijft het nut ongewijzigd en dalen de uitgaven zodat de keuze(q1,q2) verbeterbaar is tenzij q1=0
- (D) door een vermeerdering van q1 met delta en door q2 met (p1*delta)/p2 te verminderen blijft het nut ongewijzigd en dalen de uitgaven zodat de keuze(q1,q2) verbeterbaar is tenzij q2=0
Oplossingen:
Wie: Willem 29 mei 2006 19:58 (CEST)
Wat niet :
- A & C, want: Dat de |MSV| > p1/p2 betekent dat de indifferentiecurve sneller daalt dan de budgetcurve, dus moet q1 vermeerderen en niet verminderen
Wat wel: Als de bewerking (q2 met (p1* delta)/p2 te verminderen) op dezelfde indifferentiecurve terecht komt dan (D) anders als die bewerken op een indifferentiecurve met een hogere nutsfunctie terecht komt (B)
2) Beschouw een consument die het inkomen verdeelt tussen 2 normale goederen waarvoor de marginale substutievoet dalend is. Welke uitspraak is fout?
- (A) De vraag naar beide goederen stijgt altijd indien beide prijzen dalen.
- (B) De vraag naar beide goederen daalt altijd na de prijsstijging van één goed.
- (C) Na de prijsstijging van goed 1 minimeert men de kosten om het oorspronkelijke nutsniveau te behouden. In vergelijking tot de beginsituatie daalt de vraag naar goed 1 en stijgt de vraag naar goed 2
- (D) Bij een prijsverandeing meet het subtitutieeffect de verandering in de vraag indien bij de nieuwe prijs na een inkomenswijziging het oorspronkelijke nut zou behouden blijven en meet het inkomenseffect de verandering in de vraag indien het inkomen teruggebracht wordt op het werkelijke niveau.
Oplossingen:
Wie: Willem 29 mei 2006 20:08 (CEST)
Wat niet :
- A, want: de budgetrechte verschuift en de budgetverzameling vergroot. De nutsfunctie verschuift naar rechts boven.
- C, want: bekijk figuur 4.15 in boek maar vanuit het perspectief dat de prijs van de CD's stijgt
- D, want: ksnap die 2 termen niet(subtitutieeffect en inkomenseffect). Ze staan in de slides van hfst4 "uitgelegd". als iemand die is ff deftig kan uitleggen?
Wat wel: B bekijk figuur 4.15 in boek maar vanuit het perspectief dat de prijs van de CD's stijgt
Wie: ArDelLa 31 mei 2006 18:11 (CEST)
Even de termen subtitutieeffect en inkomenseffect verduidelijken:
- Substitutie-effect: als er zich een prijsdaling van een bepaald goed voordoet, zal de consument meer van dit goed aankopen om het andere goed te compenseren of te vervangen.
- Inkomenseffect: door de prijsdaling zal de consument een inkomensverbetering ervaren. Naargelang van het product zal de vraag hierop anders reageren. Bij luxe en noodzakelijke goederen zal dit effect de gevraagde hoeveelheid doen toenemen en bij inferieure goederen werkt het inkomenseffect tegengesteld en vermindert het substitutie effect.
Hoofdstuk 5
Examen toledo
1 t.e.m. 10
1) Overtypen!
2) Overtypen!
3) Overtypen!
4) Overtypen!
5) Overtypen!
6) Overtypen!
7) Welke uitspraak is fout?
- (A) Op de Lorenz-curve kan men vertikaal het cumulatief aandeel in het totale inkomen aflezen voor
ieder inkomensdeciel dat horizontaal gemeten wordt
- (B) Bij extreme ongelijkheid is de Lorenzcurve practisch horizontaal voor de lagere inkomensdecielen
om later heel steil te worden
- (C) De Gini-co¨effici¨ent geeft het percentage van de bevolking met een inkomen dat kleiner is dan de
helft van het mediaan inkomen
- (D) De Gini-co¨effici¨ent is hoger in de Verenigde Staten dan in België
Oplossingen:
Wie: Willem 31 mei 2006 18:18 (CEST)
Wat niet:
A, want: Per definitie
B, want: extreme ongelijkheid betekent dat de hogere decielen bijna alles hebben. de curve gaat dus in het begin praktisch volledig horizontaal zijn en op het einde enorm stijgen.
D, want: het oppervlak tussen de diagonaal en de lorenzcurrve van belgie is kleiner dan de oppervlakte tussen de diagonaal en de lorenzcurrve van de verenigde staten
Wat wel:
C, want: geeft de oppervlakte waar tussen de diagonaal en de lorenzcurve
8) Welke uitspraak is fout?
- (A) Omdat men niemand kan uitsluiten van de voordelen van publieke goederen kijkt men tegen het
vrijbuitersprobleem aan
- (B) Het vrijbuitersprobleem is een voorbeeld van een gevangenendilemma
- (C) Voor de persoon die alleen het eigenbelang nastreeft en kan genieten van een goed zonder er voor
te betalen, is betalen een strict gedomineerde strategie
- (D) De burger belasten na een bevraging door een belastingambtenaar over zijn bereidheid om voor de
publieke voorzieningen te betalen is beter dan de gebruikelijke financieringsvormen maar, omwille van hoge adminstratieve kosten, onuitvoerbaar.
Oplossingen:
Wie: Willem 31 mei 2006 18:18 (CEST)
Wat niet:
A, want: Per definitie
B, want: +- zelfde probleem
D, want:
Wat wel:
C, want: Niet betalen is een strikt dominante strategie.
9) Overtypen!
10) Overtypen!
11 t.e.m. 20
11) Overtypen!
12) Overtypen!
13) Overtypen!
14) Overtypen!
15) Overtypen!
16) Overtypen!
17) Overtypen!
18) Overtypen!
19) Overtypen!
20) Overtypen!
21 t.e.m. 30
21) Overtypen!
22) Overtypen!
23) Overtypen!
24) Overtypen!
25) Overtypen!
26) Overtypen!
27) Overtypen!
28) Overtypen!
29) Overtypen!
30) Overtypen!
31 t.e.m. 40
31) Overtypen!
32) Overtypen!
33) Overtypen!
34) Overtypen!
35) Overtypen!
36) Overtypen!
37) Overtypen!
38) Overtypen!
39) Overtypen!
40) Overtypen!