Statistische Mechanica: verschil tussen versies

Uit Wina Examenwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Regel 1: Regel 1:
==Algemene informatie==
==Algemene informatie==
Dit vak wordt gedoceerd door professor D. Bollé aan 3e bachelor fysica.
Dit vak wordt gedoceerd door professor D. Bollé aan 3e bachelor en 1ste master fysica.


==Informatie over het examen==
==Informatie over het examen==

Versie van 28 jan 2008 18:33

Algemene informatie

Dit vak wordt gedoceerd door professor D. Bollé aan 3e bachelor en 1ste master fysica.

Informatie over het examen

  • Het examen bestaat uit 2 theorievragen en een oefening.
  • Het examen is open boek. dwz: cursus, eigen notities en oefeningen. geen andere boeken ofzo
  • Je krijgt een schriftelijke voorbereidingstijd voor de theorie die mondeling afgelegd wordt.
  • De oefening is volledig schriftelijk.

Professor Bolle is heel rustig op het examen; hij laat je uitspreken en een uiteenzetting van de leerstof houden. Hij stelt wel gedetailleerde bijvragen: je moet echt wel begrijpen waarover het gaat. Zorg dat je alle kenmerken van de figuren in de cursus kan uitleggen; figuren zijn vaak de inspiratiebron voor bijvragen.

De afgelopen examens

22 januari 2008

1. Bespreek de theorie van Van der Waals voor een reëel gas. Wat zegt precies de Maxwell constructie in verband met evenwicht? Zegt deze theorie ook iets over universaliteit? Leg uit.

2. Bespreek, in het algemeen, de correlatiefunctie voor het Ising model en, specifiek, haar kritisch gedrag. Bereken en leg uit wat er precies gebeurt in 1 dimensie.

3. Beschouw een kristal met N atomen met spin 1/2 gericht volgens de z-as (ms=±1/2). het magnetisch moment van het i-de atoom is μi=gμBsi met g de Lande-factor en μB=e/2mc het Bohr magneton. Onderstel dat de atomen niet interageren, maar in evenwicht zijn op een temperatuur T. het kristal wordt in een magnetisch veld geplaatst B=Bez.

  • Bereken de toestandssom als een functie van η=gμBB/2kT
  • Bepaal de entropie S van het kristal (enkel de bijdrage van de spintoestanden) en ga na wat ze wordt voor sterke en zwakke magnetische velden. Bespreek.
  • Bepaal de magnetisatie M en de susceptibiliteit χ. Evalueer de uitdrukkingen voor zwakke magnetische velden
  • Onderstel dat elk atoom interageert met zijn naaste n naburen en aldus een extra veld genereert gμBB=2Kj=1N(sj)=2K(n/N)(M/gμB) met K de interactiesterkte en M het totaal magnetisch moment. Verklaar deze formule. Bereken de susceptibiliteit voor zwakke velden (i.e. hoge temperatuur). Voor welke temperatuur, Tc wordt χ oneindig?

augustus 2007

1. Bespreek de essentie van het twee-niveau systeem in één van de mogelijke ensembles. Is er een verband met het Isingmodel?

2. Bespreek Bose-Einsteincondensatie experimenteel. De figuren waren heel belangrijk om te begrijpen.

3. Oefening over Kadhanoff schaling.

januari 2007 reeks 3

1. Bespreek de correlatiefunctie voor het Ising model en, specifiek, haar kritisch gedrag. Leert Kadanoff schaling ons iets extra over dit kritisch gedrag? Leg uit.

2. Bepaal met de techniek van decimatie, tot op tweede orde in K=βJ, een benaderde waarde voor de kritische exponent μ voor het naaste nabuur Ising model zonder uitwendig magnetisch veld in twee dimensies op een vierkant rooster. Bespreek het bewegingspatroon van de interactiepartners. Situeer deze berekening in de algemene structuur van de renormalisatiegroep.


3. Beschouw N niet-interagerende atomen met magnetische moment μ0. Het systeem is in thermisch evenwicht op temperatuur T en wordt in een uniform extern magnetisch veld B geplaatst. Elk magnetisch moment kan enkel parallel of anti-parallel georiënteerd zijn met B. Bereken de partitiefunctie, de specifieke warmte bij constant magnetisch veld, het thermisch gemiddeld magnetisch moment en de susceptibiliteit. Wat worden deze grootheden voor groot en klein veld? Neem vervolgens aan dat een deeltje interageert met n andere deeltjes. Toon aan dat dit een extra veld oplevert B=2KMNn indien de interactieconstante K is. Bereken de susceptibiliteit bij klein veld en bereken bij welke temperatuur deze divergeert. Noot: er kan ergens in de formule hierboven wel een factor ontbreken.

januari 2007 reeks 2

1. Bespreek Bose-Einsteincondensatie experimenteel.

2. Oefening over het Heisenberg model (oef 9.6 in de cursus)

3. Oefening over een rits, eigenlijk een herformulering van oefening van DNA hieronder.

januari 2007 reeks 1

1. Bespreek fysische onderbouw van Monte Carlo simulatie.

2. Vanderwaelsgas: Maxwell, welke evenwichten volgen er? En nog iets extra over afleiden.

3. Oefening

30 januari 2006 voormiddag

1. Bespreek de correlatiefunctie voor het Ising model en, specifiek, haar kritisch gedrag. Leert Kadanoff schaling ons iets extra over dit kritisch gedrag? Leg uit.

2. Bespreek de gemiddelde-veld benadering voor het ééndimensionaal Ising model vertrekkend van de Hamiltoniaan mv=JqNi<jSiSjhj=1NSj

met q het coördinatiegetal van het rooster. Hoe komt men aan deze benaderde Hamiltoniaan? Onderstel periodische randvoorwaarden. Bereken de toestandssom, de magnetisatie per spin, de spontane magnetisatie en de kritische temperatuur. Vergelijk met de theorie van Landau.

3. Beschouw N niet-interagerende atomen met magnetische moment μ0. Het systeem is in thermisch evenwicht op temperatuur T en wordt in een uniform extern magnetisch veld B geplaatst. Elk magnetisch moment kan enkel parallel of anti-parallel georiënteerd zijn met B. Bereken de partitiefunctie, de specifieke warmte bij constant magnetisch veld, het thermisch gemiddeld magnetisch moment en de susceptibiliteit. Bespreek het gedrag van deze fysische grootheden als functie van β=>1/(kBT). Wat leren we hieruit?

24 augustus 2005 voormiddag

1. Bespreek de essentie van het twee-niveau systeem in één van de mogelijke ensembles. Is er een verband met het Isingmodel?

2. Bepaal met de techniek van decimatie, tot op tweede orde in K=βJ, een benaderde waarde voor de kritische exponent μ voor het naaste nabuur Ising model zonder uitwendig magnetisch veld in twee dimensies op een vierkant rooster. Bespreek het bewegingspatroon van de interactiepartners. Situeer deze berekening in de algemene structuur van de renormalisatiegroep.

3. Eén streng van een DNA helix bestaat uit N moleculen. Om een volledige DNA helix te bekomen uit 2 strengen moet er molecule per molecule een complementair basepaar gevormd worden. Op de oorspronkelijke DNA streng heeft ieder molecule dus 2 mogelijke toestanden: met of zonder een basepaar. Zonder basepaar heeft een molecule een energie ϵ>0, met basepaar een energie ϵ=0. We nemen aan dat het vormen van baseparen enkel één per één en in 1 richting gebeurt, namelijk vanuit de linkerkant, en dat molecule i slechts een paar kan vormen als de moleculen links ervan een paar gevormd hebben. Bereken de toestandssom van dit systeem. Welk ensemble ga je hierbij gebruiken? Bereken hoe lang de helix gemiddeld wordt. Wat wordt dit bij lage temperatuur?