Algebra I

Uit Wina Examenwiki
Versie door Arne (overleg | bijdragen) op 6 jun 2006 om 15:39
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Eerste zit 2005-06, Wiskunde

Theorievragen

Theorievraag 1

Zij G een groep en zij N een normaaldeler van G. Bewijs dat er een bijectie bestaat tussen de normaaldelers van G die N omvatten en de normaaldelers van G/N. Je mag hierbij het enkel feit gebruiken dat het beeld en het inverse beeld van een deelgroep onder een groepsmorfisme weer een deelgroep is. Al de rest moet bewezen worden.

Theorievraag 2

Veronderstel dat R een hoofdideaaldomein is, en zij r een irreducibel element in R. Bewijs dat (r) dan een maximaal ideaal van R is. Geef ook een voorbeeld van een ring R, commutatief en met eenheidselement, en een irreducibel element r in R, zodat (r) geen maximaal ideaal van R is.

Theorievraag 3

Bewijs de stelling van Kronecker:

"Zij K een veld en zij f een niet-constante veelterm in K[X], dan heeft f een wortel in een velduitbreiding van K."

Snelheidsvragen

(Dit zijn de verraderlijke vraagjes die Veys op het mondeling examen stelt en die je *niet* mag voorbereiden, je krijgt er ongeveer 1 minuut tijd voor. Vaak zit er een addertje onder het gras. Wees dus niet te "snel".)

  • Bestaat er een algebraïsch gesloten veld dat strikt omvat?
  • Waar of fout? "Een groep is eindig als en slechts als alle elementen eindige orde hebben.

Oefeningen

Oefening 1

Zij G een groep met precies twee niet-triviale deelgroepen.

a) Bewijs dat G cyclisch is.

b) Bewijs dat de orde van G van de vorm p³ of pq is, voor zekere priemgetallen p en q.

Oefening 2

Met welke ring is 5[X,Y](YX2,XY+Y+2) isomorf? Bewijs je antwoord.

Oefening 3

Zijn FE velden. De Galoisgroep Gal(E, F) van E en F wordt gedefinieerd als de groep van alle veldautomorfismen σ:EE (met andere woorden, ringautomorfismen van E waarvoor geldt dat σ(1)=1) die voldoen aan σ(f)=f, voor alle f in F. (Hierbij is de groepsbewerking samenstelling van afbeeldingen.) Toon aan dat Gal((2),)2.

Oefening 4

a) Kies een voorstelling van 𝔽8 als 𝔽2[X]/(f), met f𝔽2[X] een irreducibele veelterm van graad 3. Bepaal een basis van 𝔽8 als 𝔽2-vectorruimte. Toon aan dat het Frobeniusmorfisme φ:𝔽8𝔽8:xx2 een lineaire transformatie van 𝔽8 is, bepaal de matrix van φ ten opzichte van de gekozen basis, en bepaal de minimale veelterm van φ.

b) Zij p een priemgetal, en zij r een natuurlijk getal verschillend van 0. Laat zien dat het Frobenius-morfisme φ:𝔽pr𝔽pr:xxp een lineaire transformatie is van 𝔽pr als vectorruimte over 𝔽p. Zoek de minimale veelterm van φ en bewijs je vermoeden.