Inleiding tot de Hogere Wiskunde

Uit Wina Examenwiki
Versie door Stijn (overleg | bijdragen) op 8 jun 2006 om 12:43 (Andere vragen: 10 vragen)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Fout bij het aanmaken van de miniatuurafbeelding: Bestand is zoek

Eerste zit 2005-06

Vraag 1

  1. Geef de definitie van convergentie van een rij van reële getallen.
  2. Gebruik deze definitie om aan te tonen dat een reële rij (an) convergeert als er geldt dat an0 voor alle n100 en anan+1 voor alle n2006.

Vraag 2

  1. Geef de definitie van differentieerbaarheid (afleidbaarheid) van een functie f:3.
  2. Zijn g:3 en h:3 afleidbare functies. Beschouw de kromme in 3 gegeven door de vergelijkingen g(x,y,z) = a en h(x,y,z) = b, waarbij a en b reële constanten zijn. Laat zien dat het vectorproduct g×h, uitgerekend in een punt op de kromme, een raakvector aan de kromme is.

Vraag 3

  1. Bewijs met behulp van volledige inductie dat de identiteit k=0(n+kk)xk=1(1x)n+1 geldt voor alle natuurlijke getallen n en voor alle reële getallen x in ]-1,1[.
  2. Bewijs dat voor een reële veelterm p(x) van graad n geldt dat exp(x)dx=exq(x)+C waarbij q(x) de veelterm is die gegeven wordt door q(x)=k=0n(1)kp(k)(x)=p(x)p(x)+....

Vraag 4

Beschouw de differentiaalvergelijking t²x"(t) + 3tx'(t) + 3x(t) = 0 voor t > 0.

  1. Zoek oplossingen voor de differentiaalvergelijking van de vorm x(t)=tλ met λ een complex getal. Bepaal dan de algemene oplossing van de differentiaalvergelijking. (Hint: gebruik de identiteit tλ=eλlnt die geldt voor alle λ en voor alle t > 0.)
  2. Bepaal alle oplossingen waarvoor geldt dat x(1) = 0. Deze oplossingen hebben nog andere nulpunten. Bepaal al deze nulpunten.

Vraag 5

Van de volgende 5 oefeningen moeten er precies 4 worden opgelost.

  • Zij (an) een reële rij met limiet 3 en zij (bn) een reële rij zodat b0=8 en bn+1=bn/2+an voor alle n. Bepaal de limiet van (bn).
  • Bepaal alle reële getallen A waarvoor geldt dat limx(x2+Axx)=1.
  • Bereken de limiet limn1n4k=1nk3.
  • Bepaal de Taylorveeltermen van graad 3 in het punt 0 voor f(x)=ln(cosx) en g(x)=(bgtan x)2. Bereken limx0f(x)g(x).
  • Bereken de integraal 0101y2x2x2+y2dxdy.

Vraag 6

Beschouw de volgende functie van drie veranderlijken: f:3:(x,y,z)x22x+y24y+z24z.

  1. Bepaal en classificeer alle kritieke punten van f.
  2. Bepaal het minimum en maximum van f op het gebied gegeven door x2+y2+z236.


Tweede zit 2004-05

Bron: Toledo

Vraag 1

  1. Geef de definitie van convergentie van een rij (zn) van complexe getallen.
  2. Geef de definitie van convergentie en van absolute convergentie van een reeks n=1zn. Geef een voorbeeld van een convergente reeks die niet absoluut convergent is.
  3. Neem aan dat (zn) en (wn) twee rijen van complexe getallen zijn waarvoor geldt dat |zn|5|wn| als n2005. Neem aan dat de reeks n=1|wn| convergent is. Bewijs hieruit dat de reeks n=1zn dan ook convergent is.
    [N.B. U moet hierbij het bewijs van een analoge stelling uit de cursus aanpassen aan de gegeven situatie. Eigenschappen van convergente rijen mag u gebruiken; evenals de eigenschap dat een absoluut convergente reeks convergent is.]

Vraag 2

  1. Leg duidelijk uit hoe de bepaalde integraal abf(t)dt van een begrensde functie f:[a,b] is ingevoerd. Behandel hierbij in ieder geval:
    • Een partitie van [a, b].
    • De bovensom en ondersom behorende bij een partitie.
    • De bovenintegraal en onderintegraal.
  2. Formuleer de hoofdstelling van de integraalrekening en leg uit hoe deze gebruikt kan worden om de afgeleide van een functie van de vorm xa(x)b(x)f(t)dt te berekenen. Hierin zijn a(x) en b(x) gegeven afleidbare functies van x.

Vraag 3

  1. Bereken de oplossing van de differentiaalvergelijking x+2x3x=t+1 die voldoet aan x(0)=1 en x(0)=0.
  2. Bereken de algemene oplossing van de differentiaalvergelijking voor een functie y=y(t)
    y=20yy2
    en schets de grafiek van enkele oplossingen.

Vraag 4

Maak 4 van de onderstaande 5 opgaven naar keuze. Doorstreep duidelijk de opgave die je niet wil laten meetellen. U MOET ÉÉN OPGAVE DOORSTREPEN!

  1. Bereken limnan met (an) de rij gedefinieerd door an+1=1+2an en a0=4.
    [N.B. U hoeft niet aan te tonen dat de rij convergent is.]
  2. Bereken limx1x1bgcos x
  3. Bereken limx[ln(e+1x)]x
  4. Bereken limn1n4k=1nk3
  5. Bereken 0πyπsinxx+ydxdy

Vraag 5

Beschouw de volgende machtreeks: k=1k1+k2(x1)k

  1. Bepaal de convergentieschijf van deze machtreeks en maak een schets van de convergentieschijf in het complexe vlak.
    [N.B. Convergentie op de rand hoeft u niet te onderzoeken.]
  2. Onderzoek of de machtreeks convergeert in de volgende punten:
    • x = 0
    • x = 1 + 2i
    • x = 2


Andere vragen

Vraag 1

  1. Geef de definitie van afleidbaarheid van een functie f: in een punt x0.
  2. Geef de definitie van afleidbaarheid van een functie van n veranderlijken f:n in een punt x0n.
  3. Neem aan dat alle eerste en tweede orde partiële afgeleiden van f:n bestaan en continu zijn. Zij p de gradiënt en H de Hessiaan van f in het punt x0n. Neem aan dat p0. Kruis alle juiste uitspraken aan.
    • p staat loodrecht op het niveauoppervlak van f.
    • p staat loodrecht op de grafiek van f.
    • f bereik in x0 geen extremum.
    • Het zou kunnen dat f in x0 een extremum bereikt. Dit hangt af van de eigenwaarden van H.

Vraag 2

  1. Geef de definitie van convergentie van een rij (an) van reële getallen.
  2. Neem aan dat (an) een rij positieve getallen is met de eigenschap dat n100:anan+1. Bewijs met behulp van de definitie dat de rij (an) convergent is.

Vraag 3

Beschouw de kromme K die in poolcoördinaten gegeven wordt door r=1+sinθ, θ[0,2π].

  1. Schets de kromme K.
  2. Bereken de lengte van K.

Vraag 4

  1. Vind alle kritieke punten van de functie f(x,y)=xy(4x2y2). Geef van elk kritiek punt aan of het een lokaal maximum, lokaal minimum of een zadelpunt betreft.
  2. Bereken het maximum en het minimum van f(x,y) op het vierkant V={(x,y)2  0x2,0y2}.

Vraag 5

Beschouw de differentiaalvergelijking
x=xx (1)
met beginvoorwaarde x(0) > 0.

  1. Neem y(t)=x(t) en leid een differentiaalvergelijking voor y(t) af.
  2. Bepaal de algemene oplossing van (1).
  3. Schets de grafiek van de oplossing van (1) die voldoet aan x(0) = 4.

Vraag 6

  1. Neem aan dat f continu is in het interval [-3,3] met f(-3) = 2 en f(3) = 1. Bewijs dat er tenminste één x0[3,3] bestaat met f(x0)=1.
  2. Hoeveel stappen van de bisectiemethode zijn nodig om het punt x0 te berekenen met een fout die kleiner is dan 1012?

Vraag 7

  1. Geef de definitie van convergentie en absolute convergentie van een reeks k=0ak.
  2. Wat is de convergentiestraal Rc van een machtreeks k=0anxn? Geef drie voorbeelden van machtreeksen met respectievelijke convergentiestralen Rc=0,Rc=2,Rc=+.
  3. Neem aan dat de reeks k=0ak convergent is. Wat kunt u hieruit concluderen omtrent de convergentiestraal van de machtreeks k=0akxn?
    • De convergentiestraal van de machtreeks is 1.
    • De convergentiestraal van de machtreeks is 1.
    • De convergentiestraal van de machtreeks is 1.
    • Je kunt niets zeggen over de convergentiestraal.
  4. Neem aan dat de convergentiestraal van k=0akxn gelijk is aan 3. Wat kunt u hieruit concluderen?
    • De convergentiestraal van k=0|ak|xn is ook geijk aan 3.
    • De limiet limnan+1an bestaat en is gelijk aan 1/3.
    • Als (bn) een rij is met bn=O(an) als n, dan is de convergentiestraal van de machtreeks k=0bkxn ten minste gelijk aan 3.

Vraag 8

Beschouw de integraal 0π/2(xπ/2cosyx+ydy)dx.

  1. Schets het gebied in 2 waarover geïntegreerd wordt.
  2. Bereken de integraal.

Vraag 9

Beschouw F:2:(x,y)F(x,y)=(x+y)exy

  1. Bereken de gradiënt van F en teken de krommen in het xy-vlak waarvoor

Fx(x,y)=0 of Fy(x,y)=0.

  1. Bereken de kritieke punten van F.
  2. Bepaal de aard van het kritieke punt dat zich in het eerste kwadrant bevindt. Betreft het een lokaal maximum, lokaal minimum of zadelpunt?

Vraag 10

Neem aan dat de functies x(t) en y(t) voldoen aan de differentiaalvergelijkingen
x(t)=x(t)y(t), y(t)=2x(t)y(t). (1)

  1. Toon aan dat er een constante C is met y(t)=2x(t)+C.
  2. Geef de algemene oplossing van (1). Bepaal zowel x(t) als y(t).
    [N.B. Het antwoord hangt af van de constante C uit (a). Onderscheid de gevallen C=0 en C0]