Kans en maat

Uit Wina Examenwiki
Versie door 81.240.4.225 (overleg) op 27 aug 2009 om 19:43
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Inleiding

Dit vak wordt gegeven door professor Quaegebeur. Zo goed als alle vragen zijn mondeling te verdedigen. In juni 2008 kregen we 5 a 6 uur tijd om het examen op te lossen.

maandag 16/06/08

1) (ben niet 100% zeker of ik deze vraag volledig correct formuleer) Zij (Ω,𝔐,μ) een maatruimte. Zij voor alle n fn,f𝔏1(Ω,𝔐,μ) en veronderstel dat ||fnf||10 als n. Definieer nu Enδ:={x | |fnf|(x)>δ}. Bewijs dat Enδ een meetbare verzameling is en bewijs vervolgens dat limnμ(Enδ)=0.

2) Beschouw met de Borel sigma algebra. We definiëren S:={G | G gesloten, μ(Gc)=0}

  • Berekenen S voor diracmaat in 0 en voor de Lebesguemaat
  • Toon aan dat in het algemeen geldt dat  μ(Sc)=0. Gebruik hiervoor (mag je aannemen) de inwendige regulariteit: μ(E)=sup{K,K compact , KE}. We vinden dat S de kleinste gesloten borelverzameling is, waarvan het complement maat nul heeft.
  • Toon aan dat er in het algemeen geen kleinste Borelverzameling bestaat zodat de maat van het complement 0 is (hierbij veronderstellen we dus niet dat de borelverzameling gesloten is!).
  • Definieer de stijgende rechtscontinue functie  F zodanig dat  μ((a,b])=F(b)F(a). Bewijs dat S={x | ε>0:F(xε)<F(x+ε)}

3) Zij X1,X2,X3 onderling onafhankelijke toevalsvariabelen. Toon aan dat X1+X2,X3 ook onafhankelijk zijn.

4) een aantal vragen over absolute continuiteit en singulier zijn

5) een vraag over conditionele verwachting, waarbij een nieuw begrip geïntroduceerd werd: de conditionele variantie.


vrijdag 12/05/2009

  1. Zij (Ω,𝔐,μ) een maatruimte die σ-eindig is. Zij f:Ω integreerbaar en veronderstel dat E𝔐 geldt dat ΩfχEdμ=0 als E een eindige maat heeft. Wat kan je besluiten over f? Blijft je conclusie gelden voor een maatruimte die niet σ-eindig is?
  2. Zij U een halfring op een niet-lege verzameling Ω en zij μ0 een maat op U. Zij 𝔐 de σ-algebra voortgebracht door U. Zij μ de maat op 𝔐 die bekomen wordt door Carathéodory toe te passen op μ0. Veronderstel dat (U,μ0) φ-invariant is, dit wil zeggen EU:φ(E)U en μ0(φ(E))=μ0(E). Is (𝔐,μ) dan ook φ-invariant?
  3. Zij FX:[0,1] de verdelingsfunctie van een reële toevalsvariabele X. Gebruik Fubini (eigenlijk zijn stelling) om aan te tonen dat a:(FX(x+a)FX(x))dx=a.
  4. Toon 4.3.3.7 aan voor X en Y kwadratisch integreerbaar. Je mag daarvoor wel al 4.3.3.7 gebruiken voor X begrensd en Y integreerbaar.
  5. Zij Ω=[0,2] met de Borel-σ-algebra en zij P de genormaliseerde Lebesguemaat op [0,2]. Zij Y:[0,2]:xY(x)=min{1,x} en zij X een integreerbare reële toevalsvariabele op [0,2]. Bereken E(X|Y).

donderdag 27/08/2009

  1. We bekijken de Borel-σ-algebra 𝔅 en Lebesgue-maat λ op .
    1. Bewijs: λ(E)=inf{λ(V):EV, V open } voor elke E𝔅. (Dit is de uitwendige regulariteit van λ.)
    2. Construeer bij wijze van illustratie voor een gegeven ε>0 een open verzameling V met V en λ(V)<ε.
    3. Is elke Borelmaat (Lebesgue-Stieltjesmaat) op uitwendig regulier?
  2. Zij (Xn)n een rij van reële toevalsvariabelen op eenzelfde kansruimte (Ω,𝔐,𝐏). Veronderstel dat er een p[0,1) bestaat zodanig dat 𝐄(|Xn|2)np voor alle n. Bereken 𝐏((Xnn) oneindig keer)=𝐏((Xnn) i.o.).
  3. Zij (Ω,𝔐,𝐏) een kansruimte die een rij (An)n van onafhankelijke gebeurtenissen bevat, met 𝐏(Ai)=1/2 voor alle i. Toon aan dat Ω overaftelbaar is. (Hint: toon aan dat P({ω})1/2n voor alle ωΩ en n.)
    1. Zijn (Ω1,𝔐1) en (Ω2,𝔐2) meetbare ruimten. Zij E een element van de product-σ-algebra 𝔐1×𝔐2. Zijn x1Ω1 en x2Ω2, en definieer de twee secties Ex1={x2Ω2:(x1,x2)E} en Ex2={x1Ω1:(x1,x2)E}. Toon aan dat Ex1𝔐2 en Ex2𝔐1.
    2. In de cursus werd aangetoond dat 𝔅n×𝔅m=𝔅n+m waarbij 𝔅k (voor k1) de Borel-σ-algebra van k is. Geldt de analoge gelijkheid n×m=n+m voor de Lebesgue-σ-algebra's k op k?
  4. We zeggen dat een rij (μn)n van kansmaten op zwak convergeert naar de kansmaat μ op als voor elk element f van de verzameling Cb() van begrensde, continue functies op geldt dat fdμnfdμ (). We veronderstellen in deze opgave dat voor de verdelingsfuncties Fn(x)=μn((,x]) en F(x)=μ((,x]) geldt dat Fn(x)F(x) voor alle xC(F), de verzameling van punten waar F continu is. Werk de volgende stappen in detail uit om te bewijzen dat (μn)n zwak convergeert naar μ.
    1. Toon aan dat aan () voldaan is als f van de vorm i=1kλiχ(ai,bi] () is, met k1,λi,ai,biC(F) voor alle i.
    2. Toon aan dat aan () voldaan is voor alle elementen f van Cc(), de verzameling van continue functies op met compacte drager, door de elementen van Cc() op een gepaste manier te benaderen door functies van de vorm (). (Opgelet: subtiele technische details!)
    3. Toon tenslotte aan dat aan () voldaan is voor alle elementen f van Cb(). Doe dit door het te bewijzen te reduceren tot het geval waarbij fsup=1. Kies dan ε>0 willekeurig en toon aan dat er c,dC(F) bestaan zodat μ((c,d])>1ε/3. Benader f door een functie f0Cc() die samenvalt met f op (c,d] en voldoet aan |f(x)f0(x)|1 voor alle x. Toon dan tenslotte aan dat er een n0 bestaat zodat voor nn0 geldt dat |fdμnfdμ|<ε/3+ε/3+ε/3. Leun daarna voldaan achterover.