Structuur en organisatie van computersystemen

Uit Wina Examenwiki
Versie door ScAv (overleg | bijdragen) op 8 jun 2006 om 10:20 (6 examens toegevoegd)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Fout bij het aanmaken van de miniatuurafbeelding: Bestand is zoek

januari 1999

Examen 1

  1. Geef de delen van een CPU + beschrijf
  2. Optische schijven: karakteristieken.
  3. De binder: functie + werking

Onbekend jaar

Examen 1

  1. Bespreek de werking van transistorgeheugens als SRAM en DRAM.
    1. Bijvraag: vergelijk kostprijs en snelheid
  2. Bij macro's kan een $ETIKET zowel binnen als buiten de macro-definitie worden gedefinieerd. Bespreek hoe dit verwerkt wordt door de macro-voorvertaler.
    1. Bijvraag: wat als een lokaal en een globaal etiket dezelfde naam hebben? -> in of uit macro's springen mag niet
  3. In welke toestanden kan de processor zich bevinden? Waarom zijn deze toestanden ingevoerd?
  4. Bespreek de werking van Ethernet. Hoe bepaalt men wanneer een aangesloten computersysteem informatie mag uitsturen? Waarom is er een beperking op de pakketgrootte? Kan men de snelheid van 10 naar 100 Mbps verhogen zonder verdere aanpassingen?

Kleine vraagjes (hier mag je even over nadenken terwijl hij de schriftelijke voorbereiding doorneemt)

  1. Hoe definieert men geheugendebiet?
    1. Bijvraag: is dit de enige maat voor de snelheid van geheugen?
  2. Wat betekent "cyclus diefstal" in de context van invoer en uitvoer?
  3. Wat is normalisatie bij vlottende komma-voorstelling?
    1. Bijvraag: Waarom normaliseert men?
  4. Wat is het OSI-referentiemodel
    1. Bijvraag: wat doet de presentatielaag?


Examen 2

  1. Geef een overzicht van de verschillende technieken die kunnen gebruikt worden om de snelheid van een computer op te drijven. De beschrijving van iedere techniek afzonderlijk mag beknopt zijn.
  2. In een programma dat verwerkt wordt door een macro-voorvertaler mogen zowel lokale als globale voorvertaler-variabelen gebruikt worden. Geef aan hoe deze variabelen in een voorvertaler verwerkt worden.
  3. Wat zijn programma-onderbrekingen? Waartoe dienen ze? Wat is het onderschied tussen het "uitstellen van een programma-onderbreking" en het "negeren van een aanvraag tot een programma-onderbreking"? Waarom zijn er prioriteiten verbonden met programma -onderbrekingen?
  4. Een computerconstructeur stelt een nieuw type computer voor met een nieuwe 'vlottende komma' of bewegende komma' voorstelling. Welke kenmerken van deze voorstelling wil je in zijn documentatie terugvinden, in dien je deze nieuwe voorstelling moet evalueren? geef telkens een omschrijving van het kenmerk en waarom het belangrijk is.

Bijvragen:

  1. Wat is het verschil tussen statisch geheugen en dynamisch geheugen?
  2. Geef het onderscheid tussen een vertaler en een vertolker.
  3. Leg uit: DMA
  4. Wat is een internet?
  5. wat zijn de voornaamste verschillen tussen lijnschakelen en boodschapschakelen


Examen 3

  1. Magneetschijven: Geef fysische kenmerken. Hoe werken ze? Zijn er varianten? Welke stappen bij het lezen?
  2. Wat is een binder? Wat zijn de taken en beschrijf de werking? Illustreer met een klein, doch relevant voorbeeld.
  3. Wat is de taak van de dataverbindingslaag? Geef een protocol dat stroombeheersing en fouten aankan.
  4. Geef de genormaliseerde som van volgende twee getallen in vlottende-kommavoorstelling.
1 100011011000001
1 100100011010000 
waarbij b = 2; eerste bit = tekenbit; exponent van 7 bits in 2A6 voorstelling;
mantisse in absolute waarde met 8 bits;
komma vlak voor eerste bit van de mantisse. 

Geef ook de decimale waarde van het resultaat.

Oplossing vraag:
1 1001001 10000000 = -2A8</nowiki>

Bijvragen

  1. Wat versta je onder indirecte adressering?
  2. Wat is geheugenspreiding?
  3. Wat betekent "actief wachten" i.v.m. in- en uitvoer?
  4. Wat zijn gepriviligeerde bevelen?
  5. Wat zijn domeinnamen en waarom zijn ze nuttig?


Examen 4

  1. wat zijn voorgeheugens? bespreek de werking, waarom worden ze in zoveel computers toegepast?
  2. als een constructeur van een computer een vlottende komma voorstelling voorziet, waar moet je dan op letten?
  3. wat zijn protocols? waarom zijn er verschillende? geef een voorbeeld van interactie tussen protocols. wat is een referentiemodel?

Zonder schriftelijke voorbereiding

  1. wat zijn macro's?
  2. wat is hoge orde geheugenspreiding, wat is lage orde geheugenspreiding?
  3. wat is een relocerende lader?
  4. beschrijf het verschil tussen boodschap- en lijnschakelen
  5. wat is DMA?


Examen 5

  1. Wat is een vertaler? Leg de werking van de DRAMA-vertaler uit en illustreer aan de hand van een voorbeeld. Hoe wordt het afzonderlijk vertalen ondersteund?
  2. In welke verschillende toestanden kan een processor of CVE zich bevinden? Welke overgangen zijn er mogelijk? Waarom is dit ingevoerd?
  3. Wat is de functie van de datalinklaag? Geef een protocol dat stroombeheersing en foutcorrectie ondersteund.

Kleine vraagjes

  1. nut voorwaardelijke macro-opbouw-
  2. wat is geheugendebiet
  3. waarom domein-namen ingevoerd
  4. geheugendebiet
  5. cyclusdiefstal


Examen 6

  1. Wat zijn voorgeheugens, waarvoor dienen ze.
  2. Wordt de vertaler complexer door binding? Zou directe relocatie hier iets aan kunnen verhelpen?
  3. Werking van Ethernet, geef het algoritme opdat een computer een pakket zou kunnen versturen. Zou er iets gewijzigd moeten worden indien we overstappen van 10Mb ethernet naar 100Mb
  4. Heeft een besturingsprogramma extra nut? Geef de taken van het besturingsprogramma.
  5. Wat is 2-complement, geef het 2-complement van -53 met 10 bits, hoe kun je met deze getallen rekenen (vermenigvuldigen, optellen)

Mondeling:

  1. DMA
  2. verschil vaste komma, drijvende komma
  3. busarbitrage
  4. Wat is een breekpunt