Geologie: verschil tussen versies

Uit Wina Examenwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Annelore (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Giel.dops (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
 
(2 tussenliggende versies door een andere gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
===Januari 2006  reeks 1===
=Samenvattingen=
1. Wanneer onstonden het universum, de aarde en de zon? Wat zijn de argumenten.
[[Geologie/Samenvattingen| Klik hier om de samenvattingen te bekijken]]
2. Wat is de kristalchemische gelijkenis en het kristalchemische verschil tussen mica's en kleimineralen. Beschrijf het kristalchemische verschil tussen biotiet en smectiet (denkik). Wat is glauconiet, waar komt het voor.
3. Beschrijf met een diepte-temperatuurdiagramma waarom magma's aan de MOR nog zo vloeibaar zijn, en magma's bij subductiezones reeds diep onder het oppervlak stollen.
4. Geldt de koolstof 14 methode voor jonge geologische lagen of voor oude. Beschrijf de techniek. moet men correcties doorvoeren, waarom?


===Januari 2006 andere reeks===
=Examens=
1) Pyroxenen/amfibolen/chloriet hebben een specifieke vorm en splijting.
==Januari 2006 reeks 1==
Leg uit aan de hand van de kristalvorm via een kristalchemische tekening
# Wanneer onstonden het universum, de aarde en de zon? Wat zijn de argumenten.
(van die ketensilicaten/bladsilicaten)
# Wat is de kristalchemische gelijkenis en het kristalchemische verschil tussen mica's en kleimineralen. Beschrijf het kristalchemische verschil tussen biotiet en smectiet (denkik). Wat is glauconiet, waar komt het voor.
 
# Beschrijf met een diepte-temperatuurdiagramma waarom magma's aan de MOR nog zo vloeibaar zijn, en magma's bij subductiezones reeds diep onder het oppervlak stollen.
2) Leg het verschil in vulkanisme uit, vooral gebaseerd op de genese van
# Geldt de koolstof 14 methode voor jonge geologische lagen of voor oude. Beschrijf de techniek. moet men correcties doorvoeren, waarom?
de magma (waar komt die vandaan?) voor:
- hotspots
- subductiezone
- MOR
- in een dikke continentale korst
(da basisch/zuur/intermediair gedoe enzo)
 
3) De datering van sediment lagen? Hoe? En wat kan het regelmatig
omklappen van het magnetisch veld van de aarde hier bij helpen? leg uit.
(denk wel da da van da magneetveld al iets was uit een later hoofdstuk,
en verder gaat het vooral over fossielen, da die dan in biozones worden
onderverdeeld, enzovoort - kon er zelf nie al te veel van :p)
 
4) Als men zou vragen hoe sterk het gesteente is in het interne van de
aarde, wat antwoordt je dan?
(vooral ductiel/bros, een grafiek/criterium da ergens in hoofdstuk 8
voorkwam)


==Januari 2006 andere reeks==
# Pyroxenen/amfibolen/chloriet hebben een specifieke vorm en splijting. Leg uit aan de hand van de kristalvorm via een kristalchemische tekening (van die ketensilicaten/bladsilicaten)
# Leg het verschil in vulkanisme uit, vooral gebaseerd op de genese van de magma (waar komt die vandaan?) voor:
#* hotspots
#* subductiezone
#* MOR
#* in een dikke continentale korst (da basisch/zuur/intermediair gedoe enzo)
# De datering van sediment lagen? Hoe? En wat kan het regelmatig omklappen van het magnetisch veld van de aarde hier bij helpen? leg uit.
# Als men zou vragen hoe sterk het gesteente is in het interne van de aarde, wat antwoordt je dan? (vooral ductiel/bros, een grafiek/criterium da ergens in hoofdstuk 8 voorkwam)


[[Categorie:2bf]]
[[Categorie:2bf]]

Huidige versie van 9 sep 2013 20:33

Samenvattingen

Klik hier om de samenvattingen te bekijken

Examens

Januari 2006 reeks 1

  1. Wanneer onstonden het universum, de aarde en de zon? Wat zijn de argumenten.
  2. Wat is de kristalchemische gelijkenis en het kristalchemische verschil tussen mica's en kleimineralen. Beschrijf het kristalchemische verschil tussen biotiet en smectiet (denkik). Wat is glauconiet, waar komt het voor.
  3. Beschrijf met een diepte-temperatuurdiagramma waarom magma's aan de MOR nog zo vloeibaar zijn, en magma's bij subductiezones reeds diep onder het oppervlak stollen.
  4. Geldt de koolstof 14 methode voor jonge geologische lagen of voor oude. Beschrijf de techniek. moet men correcties doorvoeren, waarom?

Januari 2006 andere reeks

  1. Pyroxenen/amfibolen/chloriet hebben een specifieke vorm en splijting. Leg uit aan de hand van de kristalvorm via een kristalchemische tekening (van die ketensilicaten/bladsilicaten)
  2. Leg het verschil in vulkanisme uit, vooral gebaseerd op de genese van de magma (waar komt die vandaan?) voor:
    • hotspots
    • subductiezone
    • MOR
    • in een dikke continentale korst (da basisch/zuur/intermediair gedoe enzo)
  3. De datering van sediment lagen? Hoe? En wat kan het regelmatig omklappen van het magnetisch veld van de aarde hier bij helpen? leg uit.
  4. Als men zou vragen hoe sterk het gesteente is in het interne van de aarde, wat antwoordt je dan? (vooral ductiel/bros, een grafiek/criterium da ergens in hoofdstuk 8 voorkwam)